Peter Leendertse is adviseur bij CLM en deed met collega's onderzoek naar de invloed van het coronavirus op ketenbedrijven en hun voornemen te verduurzamen. Foto: Ton Kastermans
De interesse in korte ketens en de herkomst van voedsel blijft aanhouden, ook na de coronacrisis. Dat ziet Peter Leendertse van CLM, die onderzoek deed naar de invloed van het coronavirus op verschillende ketenpartijen en verduurzaming.
De coronacrisis heeft de aandacht voor de herkomst van voedsel versterkt. Dat merken bedrijven in de AGF- en zuivelketen, zo blijkt uit onderzoek van adviesbureau CLM. Het bureau sprak met een tiental bedrijven in de keten – supermarkten, landwinkels en leveranciers – over de gevolgen van de coronacrisis op hun bedrijf en op hun voornemen om te verduurzamen.
“We zien dat aandacht voor verduurzaming in de eerste hectische periode van de coronacrisis even stillag, maar dat die vrij snel weer is opgepakt”, aldus Peter Leendertse van CLM, die het onderzoek mede uitvoerde.
Hoe ervaarden bedrijven de eerste weken van de coronacrisis?
“Zeer hectisch, mede doordat via social media de indruk werd gewekt dat het nodig zou zijn om te hamsteren. Veel mensen deden dat ook. Daardoor vroeg de beschikbaarheid van veel producten en het vullen van de schappen veel aandacht en inzet. De belangrijkste vraag was: waar halen we voldoende producten vandaan? Voor leveranciers was het soms lastig om producten uit bijvoorbeeld Spanje en Italië naar Nederland te halen. Er werd desondanks snel geschakeld door alle partijen en het netwerk werd ingezet om te kunnen blijven leveren en verkopen. Een goed teken natuurlijk, want het geeft de robuustheid aan van het systeem.
De belangrijkste vraag was: waar halen we voldoende producten vandaan?
In zo’n periode staat de aandacht voor duurzaamheid op een laag pitje. In de afgelopen jaren zijn supermarkten sterk bezig geweest met verduurzaming, bijvoorbeeld door het opnemen van PlanetProof-artikelen in de winkel. Daarnaast werken supermarkten ook aan een strategie waarin bijvoorbeeld het stellen van extra eisen aan producenten en producten uit het buitenland een onderwerp is. Het verder uitbouwen van die visie en strategie wordt op moment van crisis minder belangrijk.”
Het is bekend dat boerderijwinkels in de coronacrisis flink meer klandizie kregen. Is dat iets wat aanhoudt?
“De toegenomen interesse heeft deels te maken met een meer praktische oorzaak: in de landwinkels was het rustiger dan in de supermarkten en er gingen veel mensen op uit in de buurt. Maar het had ook te maken met het enthousiasme onder consumenten over korte ketens en het steunen van lokale producenten en winkels. Signaal is dat de interesse in korte ketens blijft aanhouden. Ook supermarkten proberen dat gevoel over te nemen. In landen als Engeland en Frankrijk zie je al veel langer die aandacht voor herkomst van producten, door bijvoorbeeld aanduidingen op verpakkingen. In Nederland zag je dat maar mondjesmaat, maar dat neemt nu toe. Supermarkten en leveranciers kijken bijvoorbeeld of ze tomaten, komkommers en klein fruit meer en langer uit eigen land kunnen halen.
Signaal is dat de interesse in korte ketens blijft aanhouden
De coronacrisis heeft partijen ook wel aan het denken gezet over de kwetsbaarheid wanneer ze producten uit andere landen moeten halen. Sommige winkelbedrijven en leveranciers willen kijken of ze nog meer kunnen werken met binnenlandse producenten en verwerkers. Aan de andere kant is het tot nu toe goed gelukt alles te leveren met de bestaande ketenstructuur in een crisissituatie.”
Wat betekent die interesse voor korte ketens voor de supermarkten en landwinkels?
“Iedereen stort zich nu op de korte keten. Voor landwinkels is het belangrijk om onderscheidend te blijven. Dat kan bijvoorbeeld door het verder uitrollen van de eigenmerk-artikelen. Voor supermarkten wordt herkomst, maar ook verduurzaming steeds belangrijker. Ze waren mede onder druk van NGO’s al langere tijd bezig met verduurzaming, bijvoorbeeld met PlanetProof. Nu is er toegenomen belangstelling vanuit consumenten voor verduurzaming en herkomst. Dat maakt het makkelijker voor retailers om erop in te spelen. Ze organiseren daardoor nu duurzaamheid vanuit eigen kracht, in plaats van maar steeds te reageren op wat maatschappelijke organisaties aankaarten.”
Verduurzaming geeft ook discussie over een meerprijs voor boeren en tuinders, bijvoorbeeld bij PlanetProof. Hoe staan supermarkten daar tegenover?
“Supermarkten herkennen de discussie van de meerkosten. Alle partijen vinden het jammer dat hierdoor discussies ontstaan over PlanetProof. Het is een prima duurzaamheidslabel. Het oplossen van de discussie over de meerkosten is lastig. Retailers zeggen dat hun inkopers vaak niet weten of er een meerprijs op producten zit vanwege PlanetProof, wanneer ze een prijsaanbod van een leverancier krijgen. Transparantie over prijsopbouw kan hierbij helpen.
Een meerprijs voor duurzamere producten is noodzakelijk om verduurzaming verder te realiseren
Tegelijkertijd concurreren supermarkten natuurlijk met elkaar op de inkoopmarkt, dus prijs is nog altijd een belangrijk aspect. Het lijkt erop dat sommige partijen in de keten wel erg snel accepteren dat er onduidelijkheid is over een meerprijs. Een meerprijs voor duurzamere producten, zoals HAK deze standaard heeft vastgelegd, is noodzakelijk om verduurzaming verder te realiseren.
De partijen die we spraken vinden ook dat PlanetProof zich tot nu toe te weinig heeft gericht op communicatie en marketing. Daardoor heeft het keurmerk nog te weinig waarde met relatief hoge kosten. Ze zien daarin nu wel verbetering.”
Zullen er blijvend zaken veranderen door de coronacrisis?
“Er zal meer aandacht blijven voor korte ketens. De vraag ‘van hoever komt mijn eten?’ leeft veel meer onder consumenten. Het duurzaamheidsbeleid wordt voortgezet en aangescherpt, bijvoorbeeld als gevolg van de klimaatdiscussie. Die is nu nog sterk gekoppeld aan de veehouderij, maar die komt ook steeds meer in beeld voor de plantaardige sectoren en is ook gekoppeld aan grotere weersextremen en daarmee druk op oogstzekerheid.”