Nicole de Wit (links), Wageningen University & Research onderzoeker en Martine van der Mast (rechts), programmadirecteur Institute 4 Preventive Health. - Foto: Henk Riswick
Het Groeifondsvoorstel De PreventiePromoter, ter preventie van overgewicht en obesitas, wordt in februari ingediend door het ministerie van VWS. “Als het tienjarige initiatief wordt goedgekeurd, dan gaat het al in 2024 van start met kickstart-projecten rondom systeeminnovaties en voedingsinnovaties”, lichten Martine van der Mast, programmadirecteur Institute 4 Preventive Health, en Wageningen University & Research onderzoeker Nicole de Wit toe.
Met het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet tussen 2021 en 2025 € 20 miljard in projecten die zorgen voor economische groei voor de lange termijn. Alle projecten die geld ontvangen uit het fonds worden beoordeeld door de onafhankelijke adviescommissie. Op basis van dat advies neemt het kabinet een besluit.
Doel van PreventiePromoter
De Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra is de afgelopen maanden de aanjager geweest van het Groeifondsvoorstel de PreventiePromoter. Een groot aantal Nederlandse wetenschappers is samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheidsinstanties bij deze aanvraag betrokken en er wordt op een integrale en interdisciplinaire manier naar het probleem gekeken, zodat het probleem tegelijkertijd op scholen, in wijken, in werksituaties en in de zorg aangepakt wordt. Het doel is volgens Van der Mast om kansrijke innovaties gericht op preventie van overgewicht om te zetten naar schaalbare producten en diensten die (wereldwijd) gebruikt en vermarkt kunnen worden. Hiermee kan de arbeidsproductiviteit worden verhoogd, wordt nieuwe bedrijvigheid gecreëerd, de druk op de zorg verlaagd en de gezondheidsverschillen verkleind.
Hoe belangrijk is de PreventiePromoter volgens jullie?
Van der Mast: “In Nederland heeft op dit moment meer dan de helft van de bevolking overgewicht, gedefinieerd als een Body Mass Index (BMI) van meer dan 25 en heeft 14% obesitas met een BMI van 30. Overgewicht leidt tot een verhoogd risico op een reeks van ziekten en een ongezonde leefstijl is risicofactor nummer één voor ziektes, zoals kanker, hart- en vaatziekten en diabetes. Per jaar worden 600.000 mensen behandeld voor kanker. Hiervan had 30 tot 40% voorkomen kunnen worden met een gezond dieet en voldoende fysieke beweging. Datzelfde geldt voor hart- en vaatziekten. Van de 1,6 miljoen mensen die hier jaarlijks mee te maken krijgen, had 80% van de gevallen met een gezonde levensstijl voorkomen kunnen worden. We weten dit al lang, maar deze winst in de praktijk echt verzilveren, is heel lastig gebleken.”
Welke bijdrage willen jullie leveren?
Van der Mast: “Een belangrijk middel om overgewicht tegen te gaan, is gezonde voeding en een voedselomgeving die stimuleert om te kiezen voor gezonde en duurzame producten. Binnen Wageningen Universiteit en Research werken we op vele manieren aan het stimuleren van gezondheid en het voorkomen van ziekten. Denk hierbij aan onderzoek naar nutriënten die gezondheid stimuleren, het stimuleren van gezond gedrag, lessen voor basisschoolkinderen, maar ook een gezonde groene omgeving. We combineren onze expertise graag met die van andere kennisinstellingen, zoals bijvoorbeeld Artificial Intelligence (AI) van TU/e, medische kennis van UMC Utrecht en exposoomkennis van de Universiteit van Utrecht.”
De Wit haakt daarop in: “Wij onderzoeken wat gezonde voeding is en welke invloed de leefomgeving heeft op de gezondheid van mensen. Denk bijvoorbeeld aan een betere inrichting van de supermarkt, een andere menukaart en een gezonder voedingsaanbod op scholen en in bedrijfskantines.”
Lees verder onder grafiek
Waar liggen volgens jullie de belangrijkste speerpunten op het gebied van gezonde voeding?
De Wit: “Ik houd me vooral bezig met de vraag welke nutriënten je makkelijk kunt toevoegen om tot een gezondere voeding te komen en welk effect dit heeft op de gezondheid van mensen. Vezels zijn heel interessant en een belangrijke focus binnen ons onderzoek. Meestal halen mensen niet de aanbevolen hoeveelheden van 30 gram per dag voor vrouwen en 40 gram per dag voor mannen. Nog steeds geldt: hoe meer vezels je eet, hoe beter dat is. Een hogere inname resulteert in een betere stoelgang en over het algemeen ook in minder maag- en darmklachten. Al is het wel belangrijk om de vezelinname op te bouwen, zodat je buik kan wennen aan de hoeveelheid vezels. Ook belangrijk om hierbij voldoende water te drinken. Op de lange termijn kunnen vezels heel preventief werken en wordt de kans op diabetes en kanker aanmerkelijk minder. Een ander voordeel van vezels is het verzadigend effect, waardoor mensen minder zin hebben in ongezonde tussendoortjes.”
Welke rol kunnen voedingsmiddelenbedrijven hierbij spelen?
De Wit: “Zij kunnen hun producten met vezels verrijken. Dat heeft diverse voordelen. De vezels zorgen niet alleen voor structuur, maar sommige vezels hebben ook een zoetere smaak, waardoor er minder suiker gebruikt hoeft te worden. Bij Wageningen Food & Biobased Research werken we samen met bedrijven aan het herformuleren van producten en bekijken we welke gezondheidswinst dit oplevert. Daarnaast voeren we allerlei consumentenonderzoeken uit om te ontdekken wat de consumenten belangrijk vinden en hoe we hen kunnen stimuleren tot een langdurige gedragsverandering richting een gezonder eetpatroon, meer vezels laten eten is daarvan een onderdeel. Bewezen is inmiddels dat een hogere vezelinname ook daadwerkelijk voor een betere gezondheid zorgt.”
Vezel-Up tool
Daarbij refereert ze naar het Vezel-UP project van WUR. “We hebben onderzocht of een persoonlijk voedingsadvies mensen kan stimuleren om, ook op langere termijn, meer vezels te eten. Als onderdeel van dit project is samen met de Maag Lever Darm Stichting en enkele voedingsmiddelenbedrijven een interactieve online tool ontwikkeld, de Vezel-Up tool, waarmee een gepersonaliseerd voedingsadvies wordt gegeven. Deze hebben we uitgetest bij een groep consumenten met constipatieklachten. Ze konden hun eetpatroon invullen en de tool liet hen vezelrijke alternatieven zien. Binnen 4 weken was bij de patiënten een duidelijke verbetering van hun stoelgang te zien.”
Van der Mast vult aan: “Voedingsmiddelenbedrijven kunnen hierop inspelen en hun aanbod gezonde producten verder uitbreiden. Zo hebben we een onderzoek uitgevoerd met een bedrijf dat vezel verrijkte producten maakt. Van pastasaus tot de vleesballetjes en van brood tot soep. Hiermee krijgen mensen de hele dag door extra vezels binnen.”
Krijgt het onderzoek een vervolg?
De Wit: “We zijn nu aan het kijken hoe we dat in het ziekenhuis kunnen laten landen. Bijvoorbeeld door patiënten met dikkedarmkanker voor de operatie meer vezels te laten eten. Dat zorgt er mogelijk voor dat ze na de operatie sneller herstellen. We willen kijken of we daar onze Vezel-Up tool voor kunnen gebruiken. Ook na de operatie willen we de vezelinname onder de aandacht blijven brengen.”
Van der Mast: “Een belangrijke vraag is ook: wie wordt de eigenaar van zo’n tool. Bedrijven op het gebied van AI en E-health zijn hier ook heel erg enthousiast over. Zij willen graag stappen maken, omdat er nu wetenschappelijk bewijs is dat persoonlijk voedingsadvies werkt bij gedragsverandering. Ook ingrediëntenproducenten kijken met belangstelling naar ons onderzoek.”
Lees verder onder foto
Wat kunnen voedingsmiddelenbedrijven doen om de voeding gezonder te maken?
Van der Mast: “Ik denk dat je door kleine aanpassingen in een bepaald levensmiddel al grote stappen kunt zetten. Datzelfde geldt voor supermarkten. Als deze winkels op een net iets andere manier worden ingericht en de voedselomgeving in wijken, op je werk en op scholen gezonder wordt gemaakt, dan heeft dat duidelijk effect op de keuzes die mensen maken. Dat hoeft geen negatief effect te hebben op de omzet. Daar hebben we inmiddels veel bewijs voor. En het mooie is dat veel bedrijven zich hier al van bewust zijn en stappen maken. Zo hebben we binnen de WUR onderzoek gedaan bij een restaurant dat het bestellen van vegetarische gerechten wilde stimuleren. Van de gasten koos 80% voor gerechten met vlees. Door de menukaart anders inrichten draaiden ze dit volledig om en kozen de meeste mensen voor vegetarische opties zonder dat dit impact had op de omzet van het restaurant.”
Toch blijft er altijd onderzoek nodig, benadrukt De Wit. “Momenteel onderzoeken we de eiwittransitie in relatie tot de gezondheid van mensen. Moeten we ouderen aanmoedigen om plantaardig te eten, of niet? Welk effect heeft een plantaardig dieet op hun gezondheidsstatus? Dierlijke eiwitten worden tot nu toe beter opgenomen dan plantaardige eiwitten en lijken dus meer nutritionele waarde te hebben. We zien ook dat mensen anders op de plantaardige eiwitten reageren. De ene persoon kan plantaardig eiwit heel goed verteren en opnemen, terwijl een ander daar meer moeite mee lijkt te hebben. Vooral voor jonge kinderen, ouderen, mensen met bepaalde ziekten en sporters is het heel belangrijk dat ze de juiste voedingscomponenten uit die eiwitten binnenkrijgen. Dus zo blijft ons werk uitdagend.”