Jeroen Candel is bestuurskundige en universitair docent aan Wageningen Universiteit. - Foto: Koos Groenewold
Jeroen Candel nam samen met een collega het initiatief voor het boek ‘10 miljard monden – hoe we de wereld gaan voeden in 2050’ dat volgende week tijdens de Dutch Food Week wordt gepresenteerd. Een interview over het boek, wereldvoedselzekerheid en de rol van Nederland daarin.
10 miljard mensen voeden in 2050. Is het mogelijk en zo ja, op welke manier? Het is de vraag die al jarenlang onderwerp van discussie is. Ook de rol van Nederland hierin wordt niet overgeslagen. Zo kopte National Geographic een aantal jaren geleden This tiny country feeds the world in een artikel over het Nederlandse landbouwmodel van intensieve, hightech productie.
Verandering van productie en van consumptie
Het is ook de vraag die centraal staat in het boek ‘10 miljard monden – hoe we de wereld gaan voeden in 2050’ dat op 16 oktober, op Wereldvoedseldag dat niet geheel toevallig valt in de Dutch Food Week, wordt gepresenteerd. Het boek is een initiatief van Jeroen Candel en zijn collega Ingrid de Zwarte, beide verbonden aan Wageningen University & Research (WUR). In het boek geven 80 WUR-collega’s van de twee initiatiefnemers hun visie op het wereldvoedselvraagstuk.
“Een belangrijke vraag is: hoe gaan we al die mensen voeden op een duurzame wijze? Want het gaat al lang niet meer alleen over de vraag of er genoeg voedsel geproduceerd wordt voor iedereen”, aldus Jeroen Candel. “De wereldbevolking groeit en tegelijkertijd veranderen ook de voedselpatronen. Dat vraagt om zowel verandering van productie als van consumptie. Het voedselsysteem moet veranderen, de voedselketen moet zich als het ware opnieuw uitvinden.”
De vragen rondom voedselzekerheid zijn veelal politiek en maatschappelijk, en niet primair wetenschappelijk
Wat is de aanleiding en het doel van het boek?
“De urgentie om na te denken over voedselzekerheid en met oplossingen te komen is hoog. Er wordt nauwelijks progressie geboekt op het gebied van het uitbannen van honger en ook de verduurzaming van het voedselsysteem gaat niet snel genoeg. De vragen rondom het onderwerp zijn veelal politiek en maatschappelijk, en niet primair wetenschappelijk. We merken echter dat veel maatschappelijk debat niet gestoeld is op de laatste wetenschappelijke inzichten.
Met het boek willen we munitie bieden voor de discussie. Als er al überhaupt discussie is, want er wordt maar weinig dialoog gevoerd. We zien dat veel partijen een loopgraafstelling innemen en maar beperkt argumenten met elkaar uitwisselen. In het boek beschrijven we verschillende oplossingsrichtingen, vanuit verschillende hoeken van de wetenschap. We willen een brug slaan tussen het grotere publiek en de wetenschap. In het boek staan soms ingewikkelde onderwerpen, zoals fotosynthese, maar ze zijn opgeschreven voor een breed publiek. Dat is uniek.”
De oplossingsrichtingen die worden aangedragen door de WUR-wetenschappers verschillen nogal van elkaar, en zijn soms zelfs conflicterend. Biedt het boek een duidelijke richting die we op moeten?
“We gaan er niet komen met één oplossing. Er bestaat niet één richting die het wereldvoedselprobleem oplost. Daarom moeten we over wetenschappelijke disciplines heen kijken, samenwerken en overal beginnen en niet wachten op dé oplossing. We zullen allemaal in beweging moeten komen om het probleem om te lossen. Alle partijen in de voedselketen kunnen bijdragen.
We zien wel vijf hoofdboodschappen die als rode draad door het boek lopen.
- Ten eerste is dat de kringloopgedachte: dat we van een lineair naar een circulair voedselsysteem moeten.
- Ten tweede moeten we op zoek naar synergieën tussen landbouw en natuur, en tussen technologie en ecologie. Nu staan die vaak nog tegenover elkaar.
- Het derde punt is het belang van technologische innovaties, zoals nieuwe DNA- en veredelingstechnieken die helpen gewassen te verbeteren. Daarbij moeten we de ethische discussies daarover ook niet uit de weg gaan.
- De vierde boodschap is dat kennis alleen niet voldoende is, maar dat ingrijpen nodig is. De overheid speelt hierin een belangrijke rol.
- De laatste richting gaat over het erkennen van het wereldvoedselvraagstuk als mondiaal probleem. De problemen wereldwijd zijn allemaal met elkaar verbonden.”
Lees verder onder de tweet
De problemen verschillen nogal per regio of land. Waar in Nederland momenteel veel aandacht is voor kringlooplandbouw, is honger in een ander werelddeel nog altijd het grootste probleem. Hoe moeten we voedselzekerheid zien als mondiaal probleem?
“De verschillen tussen regio’s, landen en werelddelen zijn inderdaad groot. In Nederland zijn klimaat en milieu belangrijke onderwerpen. In de westerse landen speelt obesitas een belangrijke rol. In het mondiale zuiden is het soms inderdaad de vraag of er überhaupt genoeg voedsel is.
In principe is er voldoende voedsel beschikbaar in de wereld, alleen is het ongelijk verdeeld. In sommige landen is er overproductie, in andere landen onderproductie. De vraag is dus ook: hoe verdelen we het voedsel? In veel landen is niet de beschikbaarheid van voedsel het probleem, maar de toegang ertoe. Dat wil zeggen dat het voedsel er wel is, maar het inkomen niet voldoende is om genoeg eten van te kopen. Dat probleem speelt in Nederland ook. Kijk maar naar de voedselbanken die hard nodig zijn.
In de landen waar voedselzekerheid nog het belangrijkste onderwerp is, zijn ze echter ook met andere dingen bezig, zoals met bodemvruchtbaarheid en het klimaatadaptief maken van de landbouw. Ook in lagelonenlanden staat verduurzaming op de agenda. In landen waar de economie zich ontwikkelt, stijgt de vleesconsumptie. Maar ook daar komt steeds meer aandacht voor de milieueffecten van vleesconsumptie, zoals in China. De verschillen tussen regio’s zijn dus groot, maar de oplossingen zijn wereldwijd verbonden.”
Hoe is een mondiale aanpak mogelijk?
“Voedselketens zijn heel internationaal. Voor het verduurzamen van bijvoorbeeld de sojaketen is het belangrijk om daarover in gesprek te gaan met een land als Brazilië en samen naar oplossingen te zoeken. Nog beter is om op mondiaal niveau afspraken te maken.
Op dit moment staan de internationale organen die daarin een rol spelen, zoals WTO (Wereldhandelsorganisatie) er slecht voor. Ze hebben niet de mogelijkheden hun taken goed uit te voeren door een gebrek aan financiering (de Verenigde Staten stopte de financiering van WTO). Daarom worden nu veel bilaterale afspraken gemaakt. Overheden spelen een belangrijke rol en zouden internationaal samen moeten werken. Een voorbeeld hiervan kan een internationaal panel voor voedsel zijn, waar ook WUR-bestuursvoorzitter Louise Fresco voor pleit.”
In Nederland is er angst om te interveniëren en daarom is die suikertaks hier nog niet ingevoerd
“Veel onderwerpen kunnen ook goed Europees geregeld, of in ieder geval geagendeerd, worden. Denk bijvoorbeeld aan een meer op duurzaamheid gerichte inzet van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. En ook op nationaal niveau is veel mogelijk. De suikertaks bijvoorbeeld is al in veel landen ingevoerd en blijkt goed te werken om gezonder te eten. In Nederland is echter angst om te interveniëren en daarom is die suikertaks hier nog niet ingevoerd.”
Welke rol heeft de overheid in de voedselketen?
“De overheid moet als regisseur optreden en daarbij het voedselsysteem als geheel bekijken. Duidelijke, consistente regelgeving en een duidelijke langetermijnvisie zijn belangrijk om alle partijen in de keten mee te krijgen. In Nederland kwam landbouwminister Carola Schouten met de kringloopvisie, maar boeren weten bijvoorbeeld nog steeds niet wat er precies van hen verwacht wordt de komende jaren. De overheid moet ook hard kunnen en durven ingrijpen om gestelde doelen te behalen.
Het voedselprogramma van Brazilië, in de tijd van voor president Jair Bolsonaro, is een voorbeeld van goed overheidsbeleid. Slim voedselbeleid in kleine stapjes zorgde ervoor dat de voedselzekerheid sterk werd verbeterd. De overheid greep in op allerlei niveaus in de voedselketen: van lokale boeren tot aan schoollunches. Het bleef niet bij papieren beloftes, maar er waren tastbare resultaten.”
Lees verder onder de foto
Een aantal jaren geleden kopte National Geographic in een artikel ‘this tiny nation feeds the world’, doelend op Nederland. Ook David Attenborough prijst Nederland in zijn nieuwste documentaire voor de hoge opbrengsten per hectare. Welke rol speelt Nederland in het wereldvoedselzekerheid-vraagstuk?
“In Nederland is het altijd als een soort morele taak gezien om de wereld te voeden, met alsmaar meer productie. Van dat idee moeten we afstappen. Feit is dat het grootste deel van de export binnen Europa blijft. Veel landen zien Nederland als een land dat heel efficiënt kan produceren. Ons productiemodel bracht echter ook negatieve milieu- en klimaateffecten. We hebben lang voorop gelopen in productie, dat kunnen we ook in verduurzaming.”
Er zit een goed verdienmodel in de export van Nederlandse kennis
“In veel landen blijft productieverhoging een belangrijk onderwerp. Nederland kan daarin én in verduurzaming een belangrijke rol spelen. Er is hier veel innovatie en er is veel kennis aanwezig die we kunnen exporteren, daar zit een goed verdienmodel in. Lagelonenlanden zijn sterk afhankelijk van import. De interne markt is zwak ontwikkeld. Dat maakt hen kwetsbaar. Landbouwinnovatie in die landen kan ze helpen minder afhankelijk te worden en de eigen productie op te schroeven. Daarin kan Nederland een belangrijke rol spelen.
Daarnaast blijven ook de hoogwaardige producten, zoals zaden en pootgoed belangrijk als exportproduct. Daar moeten we vooral op inzetten. De export van bulkgoederen levert te weinig op.”
Gaat het lukken, het voeden van 10 miljard monden in 2050?
“Het kan lukken, maar er is nu wel versnelling nodig. De opgaven zijn urgent. Verduurzaming staat met de Green Deal eindelijk op de agenda van de Europese Unie en nu moeten we ervoor zorgen dat er ook daadwerkelijk voortgang geboekt gaat worden. Het boek is in dat opzicht ook een positief signaal: we zijn nog niet verloren, er zijn genoeg oplossingsrichtingen. Op alle fronten moeten en kunnen we stappen gaan zetten.”