Ko Francke, adjunct-directeur bij CZAV. - Foto: Peter Roek
CZAV zet in op verdere ontwikkeling van teeltkennis om telers te helpen bij de eiwittransitie en vermindering van het middelengebruik. Adjunct-directeur Ko Francke ziet daarvoor mogelijkheden, maar stelt vast dat het voor telers door gebrek aan rendement lastig is om stappen te zetten.
Het zijn turbulente tijden in de voedselproductie. Voortdurend wordt van telers gevraagd hun bedrijfsstrategie bij te schaven. Dat is de belangrijke boodschap van de akkerbouwcoöperatie op het webinar van CZAV, dat dit jaar vanwege corona de jaarlijkse algemene ledenvergadering in de Zeelandhallen in Goes verving.
Inzet gewasbescherming en meststoffen
Kernpunten zijn de inzet van gewasbeschermingsmiddelen en die van meststoffen. Die inzet moet bewuster – lees ‘omlaag’. We moeten gezamenlijk kennis opbouwen, zegt CZAV. Een belangrijke rol is weggelegd voor de teler, en daarmee ook voor de teeltvoorlichters van CZAV. Sleutelterm is hier ICM, Integrated Crop Management, integrale teeltkennis.
‘Extra aandacht bemesting op gebied bodemvruchtbaarheid’
“Op het gebied van de bodemvruchtbaarheid vraagt bemesting om extra aandacht”, licht adjunct-directeur Ko Francke van CZAV toe. “Onze rol in de organische meststoffen samen met onze bemestingskennis geeft ons hier een stevige basis. Die is belangrijk nu de contouren van het mestbeleid preciezer worden ingevuld.”
Eiwittransitie
Wat zich vanuit de samenleving ook opdringt, is eiwittransitie. CZAV ziet voor zichzelf een cruciale rol weggelegd in zowel de ontwikkeling van teeltkennis als de logistieke constructie. De laatste heeft al vorm gekregen door de overname van Cebeco Granen.
Die eiwittransitie gaat om de vervanging van vlees, maar ook de vervanging van soja in veevoer. Die komt nu van de andere kant van de wereld, maar peulvruchten groeien ook hier. “Je kunt dan denken aan mengsels van tarwe en veldbonen voor silage”, zegt Francke.
Wat gaan we daarvan de komende jaren op het boerenbedrijf zien?
“Nog niet zo veel, als ik eerlijk moet zijn. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan met die eiwittransitie. Zaken liggen gecompliceerder dan ze soms lijken. Om eerst bij productie voor veevoer te blijven, het meeste peulvruchteneiwit dat hier momenteel in het veevoer gaat, is schroot dat overblijft nadat uit soja de olie is geperst. Het is een mooie gedachte dat te vervangen door lokaal geteeld eiwit.”
Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan met die eiwittransitie
“Onder akkerbouwers is er ook wel belangstelling voor, maar waar het momenteel op vastloopt, is dat er voor de teler geen verdienmodel is. Het gaat om prijsconcurrentie met sojaschroot dat er nou eenmaal is. Om met goede tarwe te concurreren, heb je per hectare 8 ton veldbonen met genoeg eiwit nodig, en dat haal je niet. Peulvruchten zijn zeker een mooie teelt, waarin je weinig hoeft te spuiten en dat zijn eigen stikstof bindt. Past ook in dat opzicht goed bij wat de overheid wil, maar dan moet het rendement beter. Ze zouden iets kunnen doen met de btw, maar ik zeg meteen dat dat geen echte oplossing is. Alleen maar erg verstorend als men zich op dat pad zou begeven.”
Voor humane voeding dan, eiwit voor vleesvervangers?
“Ook voor de productie van vleesvervangers blijken bonen van Zeeuwse bodem minder vanzelfsprekend dan het het op het eerste oog lijkt. We hebben hier in Goes het bedrijf Meatless, dat ingrediënten voor vleesvervangers produceert. Ze kijken daar naar grondstof van Zeeuwse akkerbouwers uit het oogpunt van korte ketens en lokale teelt. De kleine partijen van wisselende kwaliteit van hier in het Zuidwesten moeten echter concurreren met grote volumes lupine van constante kwaliteit, die voor een wereldmarktprijs van grote bedrijven in Australië komen. Dat verander je niet zomaar, hoe graag je dat misschien ook zou willen.”
Animo onder akkerbouwers
Francke signaleert overigens dat onder akkerbouwers de animo er wel is om bonen te telen. “In aanleg is er volop belangstelling, maar als we ze dan voorrekenen, zo open zijn we wel, dat je tegenover 9 of 9,5 ton tarwe wel 5 à 6 ton erwten of bonen met voldoende eiwit moet dorsen, gaat het enthousiasme gauw over.“
Overigens maakt een specifieke teelt als die van bruine bonen in het Zuidwesten wel een ontwikkeling door. In de Hoeksche Waard zou een loonwerker zich juist aan het toeleggen zijn op de mechanisatie van de bruinebonenteelt.”
Een flink deel van de omzet en rendement komt bij CZAV van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Meer ontwikkeling en verspreiding van integrale teeltkennis vraagt op korte termijn investeringen, terwijl het jullie omzet aantast. Als telers de boodschap van ‘minder input’ goed oppakken, dan gaat dat op een gegeven moment wringen.
“Als teler en voorlichter meer geïntegreerd naar teelten gaan kijken om de input omlaag te krijgen, kost dat CZAV omzet. Inderdaad heeft het alsmaar bewuster inzetten van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen effect op onze business, maar vermindering is wel precies waar we naar toe moeten. Wij willen daar ook onze rol in spelen. Net zoals de dierenartsen een grote rol hebben gespeeld in de vermindering van antibiotica in de dierhouderij, willen wij dat ook doen bij vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen waar dat gewenst of geëist wordt. Dus niet meer van dag tot dag problemen signaleren, een middel adviseren en leveren, maar juist kijken naar de volgende schakel in de keten.”
“Ook meer strategisch kijken naar bouwplannen dan we nu doen. Telers, ondernemers, ze zullen zich breder gaan oriënteren op de toekomst van hun bedrijf. Misschien zijn zonne-akkers een interessant alternatief. Sociaal economische adviseurs kunnen ondernemers bij dergelijke afwegingen bijstaan, maar we zullen met onze advisering ook zelf meer die kant opschuiven als we zien dat met maatschappelijke diensten door de telers inkomsten te genereren zijn. Onze adviesrol gaat veranderen, dat staat vast. Het rendement van de boer blijft daarbij voorop staan. Duidelijk is in ieder geval dat wij minder omzet in gewasbeschermingsmiddelen niet gaan opvangen met alleen meer omzet in plantversterkers en groeistimulanten.”
Duidelijk is in ieder geval dat wij minder omzet in gewasbeschermingsmiddelen niet gaan opvangen met alleen meer omzet in plantversterkers en groeistimulanten
“Ook verwachten we dat er nieuwe, groene, middelen op de markt komen en andere teeltconcepten worden ontwikkeld. Precisielandbouw en nauwkeuriger advies op basis van data zullen daarbij behulpzaam zijn. De extra investeringen die daarvoor nodig zijn, zullen leiden tot een verdere schaalvergroting van de landbouwbedrijven en hun partners in de keten.”
Teler afhankelijk van schakels verderop in keten
Francke wijst er ook op dat, net als bij de maatschappelijk gewenste eiwittransitie, de teler bij vermindering van zijn middelengebruik afhankelijk is van wat schakels verderop in de keten van hem verlangen. “Een fritesaardappelteler kan niet zomaar zeggen dat hij een phytophthoraresistent ras gaat zetten, waarin hij niet of minder gaat spuiten. De bakeigenschappen spelen verderop in de keten spelen een rol. Als bij wijze van spreken het bakken van de frites van die aardappel een minuutje langer duurt, heeft dat qua energie een grote milieu-impact. Zo’n aardappel is dan ongeschikt, hoe phytophthoraresistent hij ook is en hoe hij het chemieverbruik bij zo’n boer ook zou kunnen verminderen.”