Stacy Pyett is coördinator voor het thema eiwittransitie en programma manager Proteins for Life bij Wageningen University & Research. - Foto: Koos Groenewold
Stacy Pyett zag de aandacht voor het onderwerp eiwittransitie de afgelopen jaren flink toenemen. Er zijn veel nieuwe ideeën ontstaan en partijen aangehaakt. Ze ziet echter wel een bottleneck in het op één lijn krijgen van alle partijen om zo de plannen uit te werken.
Wat betekent het aflopen van het strategisch plan met eiwittransitie als strategisch thema voor onderzoek naar en samenwerking op dit onderwerp?
âStrategische themaâs krijgen financiering vanuit de organisatie met het doel een kritische massa rondom de onderwerpen te genereren. Dus intern brengen we collegaâs die ermee bezig zijn bij elkaar, maar we zoeken ook de verbinding met stakeholders extern. Daarnaast is het doel om voorop te lopen op het gebied van onderzoek. Doordat het een strategisch thema was, konden we veel verschillende, vooral kleine, projecten en samenwerkingen opzetten. Deze hadden als doel grotere initiatieven met externe financiering op gang te brengen. Dat heeft gewerkt. De interne financiering stopt aan het eind van dit jaar, maar de totale financiering voor onderzoek wordt hierna zelfs groter. We hebben bijvoorbeeld een grote EU-subsidie gekregen, een grote NWO-subsidie (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek). Ook kregen we een aantal TKI-subsidies (Top consortium for Knowledge and Innovation). De hoeveelheid onderzoek groeit alleen maar.âWat heeft u zien veranderen in de afgelopen vier jaar?
âIk vind het verbazingwekkend hoe snel de interesse in het onderwerp gegroeid is. Zowel intern bij WUR als extern. In 2019 hadden we wat geïsoleerde projecten, met veel onderzoekers die werkten aan een klein stukje van de eiwittransitie. Maar het was geen samenhangend geheel waarbij we allemaal van elkaar wisten wat we aan het doen waren. Nu zijn er veel meer verbindingen tussen de verschillende wetenschappelijke disciplines en ook tussen verschillende perspectieven op de transitie. De buitenwereld kreeg zoân vier jaar geleden ook interesse in alles wat met plantaardige of alternatieve eiwitten te maken had. Het investeringsniveau in dit domein was vier jaar geleden een stuk kleiner dan nu. Nu is er een veel bredere groep van belanghebbenden die zich bewust zijn van een actieve rol in de transitie. Beleidsmakers, filantropische organisaties, ngoâs, boeren en boerenorganisaties: ze zijn nu allemaal veel actiever op dit terrein dan jaren geleden.âHad WUR concrete doelstellingen voor het thema en zijn die bereikt?
âTen eerste hadden we als doel om een op feiten gebaseerde discussie te kunnen voeren. Gevoel speelt vaak een grote rol bij dit onderwerp, maar we hebben altijd geprobeerd met cijfers te komen. Aan het begin van de periode hadden we ook veel discussie over of we een groot maatschappelijk doel moesten stellen, maar dat was moeilijk. Een voorbeeld van zoân doel waarover we het hadden, was de meetbare afname van de consumptie van dierlijke eiwitten. Het was echter niet te doen om ons aandeel, onze impact daarin te meten. En dus waren onze doelen kleiner en meetbaar, bijvoorbeeld over het aantal gesprekken met beleidsmakers, het aantal wetenschappelijke publicaties, het aantal white papers, de hoeveelheid aan financiering, het aantal media-interviews. We hebben al deze doelen gehaald, en sommige tot ver boven het doel, zoals de media-aandacht. Dat ze behaald zijn, betekent niet dat ik helemaal tevreden ben met waar we nu zijn in de eiwittransitie.âIk zou willen dat ik kon zeggen dat het slechts één stukje van de keten is dat ervoor zorgt dat de eiwittransitie wordt tegengehouden
Waarom niet?
âTerwijl er de wens en een groot enthousiasme en begrip is om het allemaal anders te doen, is het vleesverbruik bijvoorbeeld al jaren min of meer stabiel. Er is duidelijk een kritische massa van consumenten, beleidsmakers, onderzoekers, producenten en investeerders, die gelooft dat de transitie moet plaatsvinden. We hebben met zân allen al een vrij goed beeld van wat die transitie die we willen maken inhoudt. En toch zie ik dat er een bottleneck is in het op één lijn krijgen van alle partijen en personen om zo te zorgen voor verdere uitwerking en implementatie van ideeën. Om daadwerkelijk te veranderen heb je namelijk veel mensen tegelijk nodig en dat is heel moeilijk. Dat heb ik onderschat.âWaar in het voedselsysteem zit die bottleneck precies?
âIk zou willen dat ik kon zeggen dat het slechts één stukje van de keten is dat ervoor zorgt dat de transitie wordt tegengehouden, want dan zou het makkelijker zijn om het op te lossen. Maar alle schakels zijn met elkaar verbonden en ik ben ervan overtuigd dat het allemaal in één keer moet âklikkenâ, moet omschakelen. De consument kan niet veranderen wanneer het juiste product niet voor hem ligt en de voedingsbedrijven zeggen âwe kunnen pas gaan leveren als we de juiste ingrediënten hebbenâ. En vervolgens zeggen de ingrediëntenbedrijven âwe hebben boeren nodig om onze ingrediënten te verbouwenâ. In kleine initiatieven, kleine ketens vindt er al veel innovatie plaats. Er zijn bijvoorbeeld start-ups die producten lanceren waarin ingrediënten zitten die geteeld zijn door zeer toegewijde boeren en worden afgenomen door een cateringbedrijf. Dat zijn inspirerende voorbeelden die het goed doen. De vraag is hoe we deze opgeschaald krijgen en hoe we ook de grote infrastructuur en de grotere massa consumenten kunnen veranderen.âVoor een eiwittransitie hebben we echter niet per se de moderne vleesvervangers nodig
Cijfers laten zien dat er stagnatie is in de groei van vleesvervangers. Blijkbaar spreken deze producten de meeste consumenten nog niet genoeg aan?
âDe algemene opvatting is dat ze gewoon nog niet goed genoeg zijn voor herhaalaankopen door consumenten. En ik denk dat dat juist is. De plantaardige alternatieven voor melk komen het dichtst bij de dierlijke variant die ze vervangen en dat zijn goede producten. Dat zie je terug in de cijfers van het marktaandeel van 10 tot 12%. Dat is een goede maatstaf voor waar we op kunnen hopen voor de vleesvervangers wanneer ze voldoen aan de verwachtingen van consumenten. De voedingsbedrijven zagen de plantaardige markt als een groeimarkt en stapten snel in. Daarbij was er misschien wat te veel kortetermijndenken; ze wilden snel iets op de markt brengen. Nieuwe, verbeterde producten zouden wat mij betreft wat meer ondersteund moeten worden door wetenschappelijke informatie. Voor een eiwittransitie hebben we echter niet per se de moderne vleesvervangers nodig. Tegelijkertijd zijn er veel innovaties die ik âveg forwardâ zou noemen: producten die niet per se een ander product vervangen maar wel stimuleren meer groenten, meer plantaardig te eten. Dat is fantastisch. Een voorbeeld is een vegan pizza waarbij de topping niet bestaat uit een plantaardige vlees- en kaasvervanger, maar gewoon uit veel groenten. Het is geen nieuws dat we meer groenten en fruit, granen en peulvruchten zouden moeten eten. Dat wordt al jaren geprobeerd met de voedingsrichtlijnen, maar met weinig succes. Ik vind dat de voedingsindustrie hier een rol in te spelen heeft. En dat gebeurt ook wel, maar ze zouden het de consument nog gemakkelijker kunnen maken meer plantaardig te kunnen eten.âLees ook: Stagnatie vleesvervangers door inflatie, twijfels en verzadiging
Welke rol zou de overheid volgens u moeten spelen in de eiwittransitie?
âTen eerste is de overheid zelf een grote afnemer van voedsel. Als je als overheid vindt dat deze transitie moet plaatsvinden, begin dan zelf met het anders inkopen van het voedsel. Ten tweede heeft de overheid, zowel de Nederlandse als de Europese, een grote invloed op de onderzoeksagenda en op de acties die leiden tot implementatie. Ik zie dat het onderwerp eiwittransitie de aandacht heeft, maar ik zie ook dat de onpopulaire onderwerpen ontwikkeling, opschaling en implementatie minder gemakkelijk te financieren zijn.In Duitsland en België zijn er subsidies voor het telen van peulvruchten en dat maakt echt een verschilBeleidsmakers zouden wat dieper op de inhoud moeten ingaan en zich ook moeten committeren aan het werken aan implementatie, van nieuwe technieken bijvoorbeeld. Een voorbeeld is de Bean Deal (Green Deal Eiwitrijke Gewassen) die is ondertekend door 56 organisaties uit de hele keten met daarin concrete acties. Maar het is een initiatief dat geen geld ontvangt. Dan denk ik echt âwaarom?â. Ten derde doen subsidies er toe. In onze buurlanden Duitsland en België zijn er bijvoorbeeld subsidies voor het telen van peulvruchten en dat maakt echt een verschil.â
Er is, onder andere door die Bean Deal, wel wat gaande op het gebied van de teelt in Nederland.
âTot mijn diepe frustratie zijn er mensen die zeggen âach, de teelt van peulvruchten is al omarmd in Nederlandâ. En dat verbaast me zo erg. Je kunt namelijk wel zeggen, oké, het wordt omarmd als een idee, maar dat betekent niet dat het dan ook in de praktijk gebeurt. Er bestaat een risico van te veel zelfgenoegzaamheid; dat we vinden dat wanneer een concept omarmd wordt, het dan wel klaar en goed is. Als we een verandering in de aanbodkant willen maken, moet er echt iets veranderen aan het economische aspect voor de boeren. Het telen van peulvruchten is gewoon nog niet aantrekkelijk genoeg. Dat blijft een pijnpunt. We moeten er voor zorgen dat er geen disconnectie ontstaat tussen wat er in Nederland gebeurt op het gebied van de eiwittransitie en de Nederlandse boeren. Die kans bestaat, want eiwitten kunnen ook makkelijk uit allerlei landen worden geïmporteerd. Dat zou ik heel jammer vinden. Ik denk niet dat iemand dat van plan is, maar het is een mogelijk risico. Ik hoop echt dat de komende vier jaar verbinding én implementatie ontstaat tussen en in alle schakels van de keten.âMis geen enkel topverhaal op Eiwit Trends
Dit premium artikel is enkel beschikbaar voor abonnees
Beperk risico's met betere investeringen
Versterk je ketenpositie met de juiste partners
Versnel innovaties met de nieuwste trends
Beleef journalistiek van top niveau door collega’s, ervaren redacteurs én experts uit de sector.
Alieke Hilhorst
Chris Polkamp
Wendy Noordzij