Appels worden gewassen. Foto: Jan Willem Schouten
In dit artikel
Eind februari stond in Boerderij in de rubriek ‘zo ging dat toen’ van Margreet Welink, een stukje over bespuitingen in de fruitteelt in 1958. Daarbij werd vermeld dat de fruitteeltconsulenten voor dat jaar, ‘na jaren tobben’, een opwaartse lijn verwachtten: een grote fruitoogst met hoge prijzen.
Een beetje landbouweconoom fronst dan meteen de wenkbrauwen: een grote oogst gaat vrijwel nooit samen met hoge prijzen. Wat de productie betreft kwam de verwachting uit: de veilingaanvoer van peren was in 1958-1959 bijna 50% groter dan gemiddeld in de drie jaar daarvoor en de aanvoer van appels bijna 60%. De prijzen gingen echter fors omlaag: die van appels was ongeveer 35% lager dan in de drie voorafgaande jaren en de perenprijs bijna 50%. Diezelfde fruitteeltconsulenten adviseerden destijds om vooral appels van het ras Golden Delicious te poten, want dat gaf hoge opbrengsten. Gevolg: overproductie.
Weinig aandacht voor markt en prijsvorming
Die sterke focus op productie en weinig aandacht voor markt en prijsvorming, is nog steeds actueel. Zo werd enkele jaren geleden de afschaffing van de melkquotering van diverse kanten toegejuicht, omdat er dan ruimte zou komen voor groei. Onlangs zag ik een artikel waarin werd betoogd dat door precisielandbouw de hectareopbrengst van aardappelen met 10 ton omhoog zou kunnen, waardoor er voor de telers ‘onder de streep’ meer over zou blijven.
De afzetkant komt in die verhalen weinig voor
Regelmatig verschijnen er berichten – nogal eens afkomstig van leveranciers of adviseurs – met als strekking dat door hogere producties, zoals meer melk per koe of meer biggen per zeug, de rentabiliteit van de sector kan verbeteren. En in landbouwbladen lees ik veel over plannen om het bedrijf te vergroten, maar de afzetkant komt in die verhalen weinig voor.
Beter verdienmodel
Voor een individuele producent is dit productiedenken, waarvan Aalt Dijkhuizen een prominent aanhanger is, begrijpelijk. Maar op sectorniveau moet je rekening houden met gevolgen voor de prijzen en met beperkingen die vaak kostenverhogend werken. Het model van groei, schaalvergroting en efficiencyverbetering levert daarom minder op dan verwacht, en vervolgens krijgen supermarkten en consumenten de schuld. Een beter verdienmodel begint echter bij meer vraaggerichtheid, qua productkwaliteit en productiewijze, maar ook qua volume.