Skip to content

Nederlandse agrifoodsector voorbeeld voor ‘Parijs’

Updated on:
Opinie
Sustainable food
Precisielandbouw. De Nederlandse agrifoodsector kan in lijn met het Klimaatakkoord meer produceren met minder, zegt Aalt Dijkhuizen. - Foto: Koos Groenewold

Precisielandbouw. De Nederlandse agrifoodsector kan in lijn met het Klimaatakkoord meer produceren met minder, zegt Aalt Dijkhuizen. - Foto: Koos Groenewold

Het Nederlandse landbouwmodel met weinig uitstoot per kilo product, is verreweg het best om de klimaatdoelen van Parijs te halen, betoogt Aalt Dijkhuizen, vijf jaar nadat dit klimaatakkoord werd gesloten.

In het Klimaatakkoord van Parijs is afgesproken, dat de opwarming van de aarde binnen de 2 graden Celsius moet blijven en de uitstoot van broeikasgassen sterk moet worden beperkt. Tevens is afgesproken, dat daarbij de voedselvoorziening niet in gevaar mag komen.

Daarmee doet zich de vraag voor, hoe we in lijn met dit akkoord het beste kunnen voorzien in de (toenemende) vraag naar voedsel. De feiten laten zien dat de Nederlandse agrifoodsector daartoe bij uitstek in staat is.

Productiviteit sleutelrol

Dankzij een hoge productie per hectare en per dier en een efficiënt werkende keten als geheel, weet de Nederlandse agrifoodsector het voedsel te produceren met de minste hoeveelheid grond en grondstoffen per kilo product en daarmee met de laagste uitstoot aan broeikasgassen.

Zo kost een liter melk van een koe die zoals in Nederland gemiddeld zo’n 9.000 kilo per jaar geeft, al gauw 30-40% minder energie (en broeikasgassen) dan wanneer die liter afkomstig is van koeien die de helft of minder produceren, zoals in de meeste landen het geval is. Daarbij is alles meegerekend, ook de productie en aanvoer van grondstoffen van elders.

Een hoge productiviteit draagt dus sterk bij aan wat in Parijs is afgesproken. Bijkomend voordeel is dat je minder grond nodig hebt voor de voedselproductie en je die dus uitspaart voor natuur en biodiversiteit of om te wonen en te werken. Extra belangrijk bij een nog sterk groeiende wereldbevolking.

Ruimte om door te ontwikkelen

In sommige kringen is er de roep dat het allemaal anders moet met de productie van voedsel: extensiever, minder dieren, kleinschaliger, minder hoogproductief. Ieders goed recht natuurlijk, maar het is wel van belang om ons te realiseren dat er voor elke hectare akkerbouw die we in ons land niet meer zouden gebruiken, elders in de wereld 4 hectares nodig zijn om die te compenseren. Voor een hectare tuinbouw zijn dat er zelfs nog meer. En voor elk dier minder hier, zijn elders 2 tot 3 dieren nodig ter compensatie.

Met een verschuiving van de productie naar elders verveelvoudigen we dus de uitstoot aan broeikasgassen. Een ontwikkeling die lijnrecht indruist tegen de afspraken van ‘Parijs’.

Sensoren en drones

En het kan ook hier nog beter. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van wat het digitale tijdperk ons nog gaat brengen, zoals sensoren en drones, waardoor we ziektes in gewassen eerder kunnen ontdekken, dieren individueel kunnen voeren en verzorgen en machines intelligenter kunnen maken.

Daardoor kunnen we in de toekomst – in lijn met het Klimaatakkoord – meer produceren met minder grondstoffen en minder uitstoot. ‘Meer met minder’ dus. En die nieuwe kennis en technologie kunnen we vervolgens ook internationaal weer te gelde maken. Daarmee kunnen we onze leidende positie verder uitbouwen en ons verdienmodel versterken.

Extra dierenwelzijn

In Nederland worden er in de veehouderij, mede onder druk van de maatschappelijke discussie, concepten ontwikkeld met extra, bovenwettelijke aandacht voor dierenwelzijn. Als zodanig een goed streven en economisch aantrekkelijk als consumenten er ook extra voor willen betalen. De sector is hier actief op ingesprongen. Alleen hebben deze concepten als keerzijde een lagere productiviteit, met als gevolg dat er meer grondstoffen nodig zijn per kilo product en er meer uitstoot optreedt.

Zo hebben de kippen in deze welzijnsconcepten vanwege een (bewust) tragere groei meer voer nodig om hetzelfde eindgewicht te halen. Daardoor ligt de uitstoot al gauw 20 tot 25% hoger dan in een gangbaar systeem. Bij een biologische kip is dat zelfs 60% meer. Daarmee staat dit soort concepten op gespannen voet met ‘Parijs’.

Anders dan vaak wordt genoemd, zijn welzijnsconcepten niet goed voor natuur en klimaat

Dat geldt nog sterker als er daardoor productie naar het buitenland verschuift. Dan zijn er immers, zoals eerder aangegeven, per niet-geproduceerd dier hier, elders 2 tot 3 dieren extra nodig om de productie op peil te houden. Daarbij is de kans groot dat die dieren er qua welzijn ook nog eens op achteruit gaan, want er zijn maar weinig landen waar dat zo goed geborgd is als bij ons. Natuurlijk, het staat een ieder vrij om voor deze concepten te kiezen. Maar anders dan vaak wordt genoemd, zijn ze niet goed voor natuur en klimaat.

Minder vlees de oplossing?

Zelfs al zouden de 1 miljard consumenten in het rijke Westen hun vleesconsumptie sterk verminderen, dan nog weegt dat niet op tegen de verwachte toename in vraag van de 3 miljard mensen in de opkomende economieën die opschuiven van een laag naar een middeninkomen. De druk op de beschikbare grondstoffen – en daarmee op de uitstoot van broeikasgassen – neemt dan ook alleen nog maar verder toe.

Minder verspilling van voedsel zou een grotere bijdrage kunnen leveren, zeker als het verspilling betreft van een eindproduct. Dan zijn immers alle kosten gemaakt en de broeikasgassen uitgestoten. Het realiseren van minder verspilling vraagt echter primair om een verandering in ons gedrag en dat blijkt één van de moeilijkste wegen om te begaan. Zeker belangrijk om aandacht aan te (blijven) besteden, maar geen oplossing voor het voedselvraagstuk.

Ruimte voor de beste boeren

Het Wereld Natuur Fonds heeft becijferd dat de 20% minst productieve boeren in de wereld maar liefst 50% van de milieu-impact veroorzaken. Reden temeer voor steun en ruimte voor de Nederlandse agrifoodsector, die wat dit betreft tot de wereldtop behoort.

Dat geldt in het bijzonder voor onze beste boeren, want die doen bij uitstek wat de wereld nodig heeft en ‘Parijs’ om vraagt. Die produceren het voedsel namelijk met de allerminste grond en grondstoffen per kilo product en de allerlaagste uitstoot aan broeikasgassen. Die zijn ‘Parijs’ dus al lang voorbij! Het is dan ook in het belang van ons allemaal, dat met name zij de ruimte krijgen om door te ontwikkelen.

Maar Nederland kan toch niet de hele wereld voeden? Dat klopt. Maar met onze kennis, gunstige productieomstandigheden, eersteklas boeren en toonaangevende toeleverende- en verwerkende bedrijven kunnen we wel een heel belangrijke bijdrage leveren. Gezien wat er nog allemaal moet gebeuren om straks 10 miljard mensen te voeden, zullen we er met z’n allen de schouders onder moeten (blijven) zetten. Tegen deze achtergrond komt een roep om krimp van de veehouderij in Nederland dan ook nogal wrang over.

Aalt Dijkhuizen, is o.a. oud-voorzitter van het LandbouwCollectief, oud-boegbeeld topsector Agri&Food en oud-voorzitter raad van bestuur Wageningen UR.

Snel delen