Vegan moet geen lab-food worden

Vegan voedsel dreigt een laboratoriumuitstraling te krijgen. Nog even en het staat bekend als lab-food, techno-voedsel of knutsel-eten. Vegan heeft nu nog een natuurlijk en gezond imago. Maar als de productie niet overeenstemt met het natuurlijke imago, kan dat het imago flink beschadigen.

Vegan is in. Het wordt gezien als gezonder dan voeding van dierlijke oorsprong. Er zijn geen dieren die geslacht moeten worden en een groot beslag leggen op landbouwgrond en zoet water. Geen wonder dat steeds meer bedrijven zich toeleggen op de productie van plantaardige voedingsmiddelen. Maar veel vegan voeding lijkt totaal niet meer op kikkererwten of veldbonen. De producten worden geproduceerd in grote fabrieken. Het risico bestaat dat deze technologische insteek van de voedselproductie als een boemerang terugslaat op de vegan-sector.

Gmo-voedsel werd gezien als Frankenstein-voedsel

Zoiets is eerder gebeurd in de jaren negentig van de vorige eeuw bij de introductie van genetische modificatie (gmo). De mens heeft eeuwenlang via natuurlijke kruisingen het voedsel aangepast aan zijn wensen. Dertig jaar geleden ontdekten technologen het gemak van gmo. In een mum van tijd kon je planten gewenste eigenschappen meegeven, terwijl klassieke veredeling een kostbaar traject is van vallen en opstaan. Echter, gmo-voedsel werd, vooral in Europa, gezien als Frankenstein-voedsel.

Dat imago heeft gmo nooit van zich kunnen afschudden. Ook in gmo-landen als de Verenigde Staten, Brazilië en Argentinië roept het geknutsel aan genen nog steeds veel weerstand op. Het technologische karakter heeft zich tegen gmo gekeerd.

Natuurlijke uitstraling behouden

De vegan-sector moet dat voorkomen en zorgen dat plantaardig voedsel een natuurlijke uitstraling blijft houden. Gezond en natuurlijk is niet alleen goed voor de consument, het verkoopt ook beter dan technologische knutselvoeding.