Nitraatrichtlijn treft coöperaties in het hart en de boer in zijn portemonnee. - Foto: Koos Groenewold
In dit artikel
Boerenorganisaties reageren verbijsterd op het concept van het zevende actieprogramma nitraatrichtlijn. Ze vinden dat de maatregelen van minister Carola Schouten te veel ingrijpen in de bedrijfsvoering en het verdienvermogen van de boer. Met alle gevolgen van dien voor de rest van de keten.
Twijfels over effectiviteit
Hoewel eerder twijfels werden geuit over de effectiviteit van generiek beleid, zet Schouten hier toch op in. De minister grijpt vooral in op het bouwplan. In het hele land moeten boeren vanaf 2023 eens in de vier jaar een rustgewas als graan of gras gaan telen. Vanaf 2027 moet dit rustgewas eens in de drie jaar worden geteeld. De maatregel dreigt grote gevolgen te hebben op de bedrijfsvoering en het verdienvermogen van akkerbouwers. In het Veenkoloniaal gebied worden op een perceel nu eens in de twee of drie jaar zetmeelaardappelen geteeld, afgewisseld met suikerbieten of tarwe. Jaap van Wenum, voorzitter van de LTO-vakgroep Akkerbouw vindt de maatregel dan ook onacceptabel. âDe bietenteelt en zetmeelaardappelteelt gaan dan ingewisseld worden. Dat treft de twee belangrijkste landbouwcoöperaties in het hart, en tast het verdienvermogen van de hele keten aan. Met deze maatregel zijn we de sterke coöperatieve keten aan het afbrekenâ, aldus Van Wenum. In het zuidelijk akkerbouwgebied vreest Van Wenum ook een forse krimp van de bietenteelt als je een op drie rustgewassen moet telen. Volgens de LTOâer zullen ondernemers dan toch kiezen voor de meest renderende gewassen: aardappelen en uien. âMet deze regelgeving moet je hoogsalderende gewassen inleveren voor laagsalderende gewassen. Het idee dat krimp van het areaal zal leiden tot een hogere aardappel- of uienprijs, daar geloof ik niet zo in. De wereldmarkt bepaalt de prijsâ, zegt Van Wenum. Lees verder onder het kader.Vanggewas
Ook de plicht om vanaf 2023 op zand- en lössgrond voor 1 oktober een vanggewas of winterteelt in te zaaien, vindt Van Wenum niet werkbaar. Vaak zijn oogsten nog niet van het land. Een starre datum past niet bij natuurlijke processen en de logistiek naar verwerker en consument. De bietenoogst duurt normaliter tot en met december. Voor maisteelt was al een plicht om een vanggewas te telen, die plicht blijft bestaan. Het schrappen van de stikstofgebruiksnorm voor groenbemesters per 2023 leidt er volgens Van Wenum toe dat het vanggewas nauwelijks zal groeien, zeker als er ook stro op de bodem ligt om te verteren. âDaar is al stikstof voor nodig, waardoor er niets overblijft voor de plant.âConflict met campagneduur
Gert Sikken, directeur agro development van Cosun, heeft eveneens grote zorgen. âDe exacte impact moeten we nog beter in beeld krijgen, maar met name de plicht voor rustgewassen en het vanggewas voor 1 oktober op zand- en lössgronden baart ons grote zorgen.â De bietencampagne begint doorgaans half september. De 85.000 hectaren in Nederland worden tot half januari verspreid over het land gerooid en geleverd; het overgrote deel dus pas na 1 oktober. âAlle gebieden gaan gelijk op. Alleen in sommige regioâs met zware kei wordt wel eens wat vroeger geleverd omdat rooien later in het seizoen daar moeilijker kan zijn. De zandregio leveren vaak relatief laat.â Op krimp van het bietenareaal door de maatregelen wil Sikken nog niet vooruitlopen. âMet de potentie die de markt en de teelt hebben, past het helemaal niet om met minder grondstoffen de toekomst tegemoet te gaan. Dat is niet onze ambitie. We hebben verwerkingscapaciteit en de afzetmarkt, dan wil je ook de grondstoffen hebben. Reduceren is niet de route die we willen bewandelen.â Sikken zou liever doelgerichte maatregelen zien waarvan het effect bewezen is, Welke in aanmerking komen, bestudeert Cosun nog. Buiten de suikerbieten vreest Sikken nadelige effecten op het areaal consumptieaardappelen en cichorei. âAls je dit zo doorvoert, gaat het ten kostte van het verdienvermogen. Of het nu aardappelen of bieten zijn. Boeren en verwerkers krijgen te maken met hogere bewaarkosten als ze vroeger moeten oogsten, en met bewaarverliezen. We kunnen niet zo goed doorgronden wat dit bijdraagt aan het verduurzamen van landbouwproductieâ, aldus Sikken.Dwangbuis
Graasdierbedrijven krijgen de plicht vanaf 2023 minimaal 60% grasland of graan in het bouwplan te hebben. In 2027 moet dat 70% zijn. Volgens voorzitter Wil Meulenbroeks van LTO-vakgroep Melkveehouderij is dit met name voor bedrijven die bewust niet meedoen aan derogatie een zware last. âMet name in zandgebieden is de bodem door de grondsoort en de droogtegevoeligheid soms minder geschikt voor het telen van gras.â Melkveehouders daar hebben relatief veel mais in het rantsoen. âEen voedermiddel waarmee je kunt sturen op beperking van stikstofverliezen via mest of ammoniak. Mais behouden in het rantsoen is voor andere themaâs als stikstof en klimaat juist heel belangrijk. Verdringing door gras zal leiden tot een hogere stikstofuitstoot.âBemestingsvrije zones hakt er enorm inMeulenbroeks vindt de aangekondigde maatregelen behoorlijk betuttelend en beperkend. Hij is tegen een vastgesteld aandeel grasland per bedrijf, en pleit voor doelvoorschriften om melkveehouders te stimuleren om mineralenverliezen te beperken. âAls je het aan het ondernemerschap overlaat, zet je ze in hun kracht. Als je het aan de voorkant dichtlegt met regelgeving, komen boeren in een dwangbuis. Dat geeft ze geen ruimte om op bedrijfsniveau en managementniveau de juiste maatregelen te nemen.â Hij is ook zeer bezorgd over de impact van de bemestingsvrije zones in veenweidegebieden. âDat hakt er enorm in, en is voor de melkveesector in veenweidegebieden echt onacceptabel.â Door de vele sloten in de veenweidegebieden dreigen boeren daar veel beteelbare grond te verliezen. Volgens het 7e AP mag je in het hele land vanaf 2023 een strook van 2 meter breed niet langer bemesten en bespuiten. Deze bufferstroken tellen ook niet mee voor de mestplaatsingsruimte. Langs gevoelige waterstromen in het kader van de Kaderrichtlijn Water geldt zelfs een breedte van 5 meter. Vanwege de grote regionale verschillen wil het ministerie waterschappen de bevoegdheid geven om te bepalen waar deze bufferstroken wel en niet nodig zijn. Als langs alle KRW-waterlichamen een mestvrije perceelsrand komt, zou dit landelijk 4,3% van het landbouwoppervlak betreffen, met een aanzienlijk deel in de veenweidegebieden. Uit een effectrapportage van Wageningen Universiteit blijkt dat het effect van de bufferstroken varieert van nauwelijks iets tot een afname van de af- en uitspoeling met maximaal 8% in de veenweidegebieden.
Controle en naleving nitraatrichtlijn
Naast de verplichte maatregelen wordt ook de gebiedsgerichte aanpak uit het 6e AP voortgezet. De inzet daar is vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Schouten kondigt aan dat wanneer doelen niet worden gehaald, verplichtingen zullen volgen. Ook het traject van aanscherping en uitbreiding van controle en handhaving wordt doorgezet. Daarnaast wordt ingezet op ontwikkeling van kennis, mede door proefprojecten. Met de maatregelen zijn nog niet alle doelen binnen. In het gunstigste geval wordt de grenswaarde van 50 mg/l nitraat in het grondwater niet meer overschreden in het zuidelijk zandgebied. Maar in het lóssgebied nog wel. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) moeten uiterlijk in 2027 alle maatregelen genomen zijn die zorgen voor het bereiken van de doelen.Mis geen enkel topverhaal op Eiwit Trends
Dit premium artikel is enkel beschikbaar voor abonnees
Beperk risico's met betere investeringen
Versterk je ketenpositie met de juiste partners
Versnel innovaties met de nieuwste trends
Beleef journalistiek van top niveau door collega’s, ervaren redacteurs én experts uit de sector.
Alieke Hilhorst
Wendy Noordzij
Chris Polkamp