WUR onderzoekt grondstofefficiëntie dierlijke productie

Dat concluderen onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) die de grondstofefficiëntie van een aantal voedselproducten onderzochten in opdracht van provincie Gelderland. De efficiëntie is uitgedrukt als de hoeveelheid droge stof in het voedingsmiddel ten opzichte van het droge stof-gewicht van de gewassen nodig voor het voedingsmiddel. In deze efficiëntieberekeningen wordt ook rekening gehouden met de voedselverliezen die er zijn in de keten.

Droge stof in mest

Bij dierlijke productie blijft een deel van de droge stof achter in de mest. Ook wordt een deel van de organische stof verbrand voor levensonderhoud. De verschillen tussen grondstofefficiëntie tussen varkensvlees, kip, melk en eieren zijn relatief klein. Zo heeft kippenvlees een grondstofefficiëntie van 12%, varkensvlees ruim 9%, melk 17% en eieren 11%. De efficiëntie van vegetarische kipstukjes is 38%. Bij een vegetarische bonenburger is de efficiëntie 35%. Voor onbewerkte plantaardige producten, aardappelen, groenten en fruit, zijn de efficiënties het hoogst, meer dan 85%.

Bijproducten niet onderzocht

De onderzoekers merken op dat de cijfers slechts één onderdeel van een complexe set factoren van duurzaamheid zijn. De efficiëntie is in droge stof bekeken, en is er dus niet gekeken is naar de nutritionele waarde van de inhoudsstoffen voor een evenwichtige voeding. Verschillen tussen kwaliteit (bijvoorbeeld het aandeel essentiële aminozuren in de eiwitsamenstelling) en nutriënten beschikbaarheid voor vertering in het menselijk lichaam zijn buiten beschouwing gelaten. Daarnaast zijn ook de bijproducten die ontstaan door scheidingsprocessen niet meegerekend. Dierlijke productievormen hebben een aanzienlijk lagere grondstofefficiëntie dan plantaardige; maar doordat veel veevoeders en veevoedergrondstoffen een hogere productiviteit per hectare hebben dan verschillende grondstoffen voor plantaardige levensmiddelen, ligt de productiviteit van een grondstof per hectare minder ver uiteen. Dit wordt versterkt doordat in veevoeders veel bijproducten uit de levensmiddelenindustrie worden gebruikt.