Tegen opslag varkensvlees, toch koploper

Nederland neemt met 12.512 ton ruim een kwart van de Europese opslagregeling van varkensvlees voor zijn rekening. Denemarken volgt met bijna 10.000 ton. ​

De Europese Commissie drukte de regeling eind maart door om de negatieve effecten van de Oekraïne-crisis op de prijsontwikkeling van voer en energie op de vangen. De lidstaten waren aanvankelijk sceptisch, maar stemden uiteindelijk toch in, waaronder Nederland. Alleen Spanje, Italië en Polen waren tegen.

POV: verkeerde moment

De Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) hekelt vooral de timing. In het diepe prijsdal een jaar geleden zou de particuliere opslag een steun geweest zijn. Landbouwcommissaris Janusz Wojciechowski zag er toen geen heil in. Nu in de opgaande markt is het effect beperkt. Bovendien, en dat is nog een belangrijker bezwaar, werkt een tijdelijke opslag marktverstorend. De opgeslagen hoeveelheid vlees, in totaal 47.541 ton, hangt ‘boven de markt’. Twee derde komt in de zomerperiode op de markt. Dit kan dan weer een prijsdrukkend effect hebben. Het geld van de subsidieregeling komt ook niet bij de producenten terecht, maar bij de industrie die het vlees opslaat.

Minder animo

Opmerkelijk is dat Polen, België en Frankrijk aanvankelijk nationale steunmaatregelen kenden, maar nu niet volop inschreven voor de opslag. Polen staan in het lijstje op de vijfde plek met 5.200 ton.

Een Europese reflectiegroep studeert op de productie van varkensvlees in Europa. Deze komt in 2023 met aanbevelingen. Het is goed om het effect van deze opslagregeling kritisch te evalueren.