Een groente als sopropo, vooral geliefd onder mensen met Surinaamse wortels, kan lokaal prima worden verbouwd. - Foto: Canva/oasis2me
In dit artikel
Afgelopen week was ik bij een event van de Amsterdam Green Campus. Ik mocht aansluiten bij een thematafel waar we zouden bespreken hoe we consumenten kunnen bewegen tot het eten van meer lokaal voedsel.
Al snel belandden we echter in een discussie over wat lokaal eigenlijk betekent en hoe het zich verhoudt tot duurzaamheid. Lokaal is immers niet altijd per se duurzamer, het vervoer is soms minder efficiënt, en het kan ook slimmer zijn om tomaten verder weg in de volle zon te verbouwen dan dichtbij in de kas.
Afgezien van deze vraagstukken biedt lokaal wel een ander voordeel: de mogelijkheid om producent en consument, en daarmee stad en platteland, te verbinden. Om deze verbinding verder gestalte te geven, zullen we echter verder moeten kijken dan boerenkaas, bloemkool en bruine bonen.
Voedselpatroon verandert
Ons voedselpatroon is voortdurend in ontwikkeling. Zelf kan ik me nog herinneren dat mozzarella en courgette iets nieuws waren, maar mijn kinderen weten niet anders dan dat deze standaard bij de boodschappen zitten.
Dit soort veranderingen komt door globalisering, maar ook door een veranderende en steeds diverser wordende bevolking. Daar kunnen we als voedingsindustrie bij aansluiten. Natuurlijk zullen koffie en bananen nog wel even van ver blijven komen, maar een groente als sopropo, vooral geliefd onder mensen met Surinaamse wortels, kan lokaal prima worden verbouwd.
Als we beter aansluiten bij veranderende wensen, worden ook meer mensen enthousiast over lokaal voedsel
Ook kunnen we inventiever met lokale gewassen omgaan. Zo werken Flevo Campus en Low Food aan tortilla’s van deeg dat wordt gemaakt met Flevolandse voedertarwe, dat door het lage eiwitgehalte minder geschikt is voor brood en doorgaans vooral als veevoer wordt gebruikt.
Anders kijken naar lokale voeding
Als we beter aansluiten bij die veranderende wensen, worden ook meer mensen enthousiast over lokaal voedsel. Niet omdat ze per se lokaal willen eten, maar omdat de specifieke producten interessant voor ze zijn. We moeten – en kunnen! – dus anders kijken naar lokaal: voorbij karnemelk en komijnekaas, naar kashk en kousenband.