WUR heeft onlangs 6 dilemma’s geformuleerd die de basis zouden kunnen zijn voor het gesprek over de toekomst van de landbouw. Foto: Cor Salverius Fotografie
In een gezamenlijke brief uiten landbouworganisaties kritiek op de opstelling van de Wageningse universiteit in hun recente visiestuk over het toekomstige landbouwbeleid. Ze vinden dat de universiteit zich moet beperken tot onderzoek en niet moet sturen op beleid.
Het is een open brief aan de voorzitter van de Wageningen University & Research, Sjoukje Heimovaara in reactie op het visiestuk met 6 dilemma’s over de landbouw, dat vorige week werd gepubliceerd. In dat rapport beweegt Wageningen UR zich ‘naar de rol van een opinievormende en beleidsturende organisatie’, aldus de landbouwclubs: “Dit doet afbreuk aan de wereldwijde, toonaangevende rol die Wageningen UR heeft. Wij waarderen de poging om de uitdagingen die er zijn, integraal in dilemma’s om te zetten. Echter lezen wij in het rapport ook politieke afwegingen en beleidskeuzes, die wat ons betreft niet bij Wageningen UR thuishoren.”
De brief is ondertekend door de voorzitters van belangenorganisaties in de landbouw en de vleessector: Dit zijn Agractie, Nederlandse Vakbond Pluimveehouders, Vee en Logistiek, Nederlandse Melkveehouders Vakbond, Vereniging van Kalverhouders, Centrale Organisatie voor de Vleessector, Producenten Organisatie Varkenshouderij, Koninklijke Nederlandse Slagers en Nederlandse Akkerbouw Vakbond.
Wij lezen in het rapport ook politieke afwegingen en beleidskeuzes, die wat ons betreft niet bij Wageningen UR thuishoren
Volgens de Wageningse onderzoekers lopen we in Nederland aan tegen de landbouwkundige, ecologische, economische en maatschappelijke grenzen van ons landbouwsysteem. “We hebben in Nederland allerlei plannen en afspraken gemaakt over de toekomst van de woningbouw, de energievoorziening en andere sectoren, maar voor de landbouw ontbreekt zo’n langetermijnperspectief.”
Weinig oog voor de landbouwpraktijk
Voor het maken van zo’n perspectief heeft WUR dus 6 dilemma’s geformuleerd die de basis zouden kunnen zijn voor het gesprek over de toekomst van de landbouw. Het gaat om keuzes over de inrichting van Nederland, de internationale positie van de Nederlandse landbouw, de rol en omvang van de veehouderij en over de verhouding tussen landbouw en natuur.
Wat de landbouworganisaties betreft is die benadering van Wageningen te wetenschappelijk en is er te weinig oog voor de landbouwpraktijk: ‘Praktijkkennis die ontbreekt, bijvoorbeeld bij de (internationale) marktwerking. Er is geen enkele verwijzing naar het negatieve effect van de huidige vrijhandelspolitiek op de verduurzaming en op het boereninkomen’, schrijven de landbouwclubs.