Skip to content

Developmentmanager: ‘40% kleinere CO2-voetafdruk is haalbaar’

Updated on:
Achtergrond
Sustainable food
Karel van der Velden, business developmentmanager bij Nijsen Company. Foto: Bert Jansen

Karel van der Velden, business developmentmanager bij Nijsen Company. Foto: Bert Jansen

Bij de productie van varkensvlees is het voer goed voor 70 tot 80% van de CO2-voetafdruk. De rest wordt veroorzaakt door mestopslag en transporten. Granen als mais, tarwe en gerst maken op dit moment ongeveer 70% uit van het voer van de varkens. Door dit aandeel voedergranen geheel of gedeeltelijk te vervangen door reststromen, daalt het grondgebruik voor de productie van veevoer en daalt de CO2-voetafdruk ook aanzienlijk.

“Het is mogelijk om 100% van de granen te vervangen door bakkerijresten”, stelt Karel van der Velden, business developmentmanager bij Nijsen Company (tot 1 januari 2021 Nijssen/Granico). “Dat zijn hoogwaardige grondstoffen gebaseerd op baktarwe, gecombineerd met vetten en suikers. Bij het vlees bereik je dan een reductie van circa 40%. Het Voedingscentrum hanteert een voetafdruk van 12,4 kilo CO2-equivalent voor een kilo varkensvlees. Trek daar die 40% van af, dan kom je rond de 7 kilo uit. Dan krijg je een heel andere discussie over de milieubelasting van vlees.”

Met bakkerijresten de beste kansen

Naast bakkerijresten zijn ook andere voedselresten een optie. “Daarvoor moet wel de swill-behandeling weer mogelijk worden”, erkent Van der Velde. In Japan is het al mogelijk om onder strikte voorwaarden vleeshoudende levensmiddelen te verwerken en op te nemen in varkensvoeders. Van der Velde ziet echter in de bakkerijresten de beste kansen. De spijsvertering van het varken lijkt immers veel op die van de mens, kippen komen daarna het dichtst in de buurt. In principe zijn dus alle voedselresten geschikt, alles met graan als basisingrediënt scoort hoog. “Baktarwe is daarbij hoogwaardiger en beter verteerbaar door de bewerkingen die het ondergaat voor humane consumptie.”

Productontwikkeling speelt ook een rol

De beschikbaarheid van deze producten is ruim. Doordat de consument verwend is met kleur en maat van de producten in de retail, komen er ook steeds meer producten beschikbaar wegens snijresten of verpakkingsfouten. Ook productontwikkeling speelt hierin een rol. Er worden vele tonnen weggegooid tijdens ontwikkeling en opschaling, voordat een nieuw product daadwerkelijk in de winkel verkocht wordt. “Zodra een nieuw product loopt, krijgen we misschien maar 1% restafval. Mislukt een marktintroductie, dan gaat het om tonnen. Er blijft dus een continue stroom.”

Zo’n 3,5 miljoen ton voormalige levensmiddelen wordt jaarlijks tot diervoeding verwerkt

In cijfers: in Nederland is jaarlijks tussen de 7 en 8 miljoen ton producten beschikbaar zoals bierbostel en tarwezetmelen die wel feedwaardig zijn, maar die mensen niet willen of kunnen eten. Daarnaast wordt jaarlijks zo’n 350.000 ton aan voormalige levensmiddelen tot diervoer verwerkt. Natuur&Milieu concludeert dat daarvan jaarlijks zo’n 17 miljoen varkens gevoerd kunnen worden. Op Europese schaal wordt volgens de bij de EFFPA (European Former Foodstuff Processors Association) aangesloten bedrijven jaarlijks zo’n 3,5 miljoen ton voormalige levensmiddelen tot diervoeding verwerkt. In de EU-27 en het VK wordt in totaal ongeveer 5 miljoen ton verwerkt tot diervoeders. Die hoeveelheid zal stijgen naar 7 miljoen ton in 2025.

Snel delen