In de RAI in Amsterdam is een distributiecentrum. De producten worden hier vanaf Flevofood heen gebracht. Vanuit de RAI gaan ze naar uitdeelpunten in de stad. - Foto's: Cor Salverius
In dit artikel
Inwoners van Amsterdam met weinig geld kunnen goedkoop voedsel krijgen via een speciaal project genaamd Boeren voor burgers. De producten komen uit de regio.
“Een grote groep mensen die het niet al te breed hebben, maakt nu op een prachtige manier kennis met voedsel van eigen bodem. Wij produceren hier landbouwproducten van de hoogste kwaliteit waarvan het grootste deel naar het buitenland gaat. Maar als wij voor in ieder geval een deel daarvan een vast afzetkanaal hebben waar we Nederlandse producten in eigen land kwijt kunnen en daarvoor dan ook een redelijke prijs vangen, dan kiezen we daar natuurlijk voor.”
‘Boeren voor buren’
Dat zegt Martin Topper, een derde generatie boer in Dronten die onder de naam Zonneheerdt aardappelen, uien, granen en vollegrondsgroente teelt. Topper is ook voorzitter van Flevofood, een netwerkvereniging van 120 boeren en foodbedrijven in Flevoland en omgeving. Hij licht samen met secretaris Bauke van der Veen en Eric Traa, directeur marktteams bij Rabobank Amsterdam het project ‘Boeren voor buren’ toe. Een project dat de veel besproken korte lijnen tussen boer of tuinder en de consument in de praktijk brengt.
Boeren voor burgers
‘Boeren voor burgers’ is ontstaan uit een initiatief van Rabobank om voedselpakketten te kopen van ondernemers om te doneren aan goede doelen. Daarbij bleek dat er alleen al in de hoofdstad honderden gezinnen geen geld hadden om eten te kopen. Tegelijk waren er door de sluiting van de horeca bijvoorbeeld duizenden tonnen aardappelen over.
“Samen met enkele partners hebben we daarop met een donatie van de bank 5.000 kilo producten van Flevofood naar de gezinnen gebracht”, aldus Traa. “Naar aanleiding daarvan hebben we een businessmodel geschreven en kregen we ook contact met het armoedeloket van de gemeente Amsterdam. Toen is besloten om houders van een stadspas voor een beperkte prijs vers voedsel uit de regio aan te bieden.”
Waardering
“Als je mensen iets laat betalen, dan hebben ze ook meer waardering voor wat ze krijgen”, zegt Van der Veen. “We houden de kosten laag door de tussenschakels uit te schakelen, een korte keten dus.” De producten gaan rechtstreeks van Flevofood naar een distributiecentrum in de Amsterdamse RAI en vandaar naar uitdeelpunten waar de klanten elke twee weken hun pakket kunnen ophalen. Zij betalen € 4,95 voor 5 kilo, € 9,95 voor 10 kilo of € 14,95 voor 16 kilo.
We houden de kosten laag door de tussenschakels uit te schakelen, een korte keten dus
Bauke van der Veen, secretaris Flevofood
“Over het algemeen gaat het om B-producten, groente en fruit van uitstekende kwaliteit dat er net niet perfect genoeg uitziet voor de ó zo kritische supermarkten”, vertelt Topper. “Kromme wortelen, appelen met een vlekje. Die producten zet ik graag af voor menselijke consumptie, daar telen we ze voor.”
Boeren als Topper ontvangen de volledige kostprijs plus een voor hen aanvaardbare opslag. Voor aardappelen ligt die bijvoorbeeld op twee cent per kilo. Van der Veen: “Het is aan de teler om zijn prijs te bepalen, als die grofweg in het ‘plaatje’ past dan gaat zijn product mee.”
Stadsdpas
Tot nu toe zijn er rond de 400 vaste klanten maar dat kunnen er alleen al in Amsterdam veel meer worden. Van de stadspas voor mensen met een laag inkomen zijn er al meer dan 128.000 in omloop. Van der Veen: ‘’Er is aanbod genoeg. Wat we nu leveren aan Amsterdam, dat is maar een fractie van wat je als boer of tuinder normaal afzet. Dan gaat het om vrachtwagens of zelfs een schip vol aardappelen of uien, die ene pallet die we naar Amsterdam sturen, dat stelt eigenlijk niets voor. Ook als de horeca en de foodservice weer normaal zou draaien, dan kan dit gewoon doorgaan.” Topper: ‘’Wij kunnen ook jaarrond verse Nederlandse waar leveren als men aan de vraagkant een beetje flexibel is. Aardappelen zijn er altijd, uien ook. Als bloemkool aan het eind van het seizoen komt, dan krijg je weer andere kool. Waar mogelijk leveren we vollegronds groente. Tomaten en paprika’s hebben we toegevoegd omdat er veel vraag naar is, die komen uit de kas.”
Internationale belangstelling
Het Amsterdamse project trekt belangstelling uit alle delen van het land en verder. Traa: ‘’Aan het begin van de crisis kregen we zelfs telefoontjes uit New York en Milaan. In eigen land zijn er plannen in Rotterdam, Almere, eigenlijk overal wel”, aldus Traa. “Kunnen we dit opschalen, zo nodig naar een landelijke schaal? Ja, ik denk dat we dat kunnen. Er is ook veel enthousiasme, zeker ook onder boeren en tuinders. Het probleem is vaak de logistiek, die is in ons land niet op van die kleine partijen afgestemd. Dankzij de medewerking van een aantal bedrijven hebben we dat in dit project kunnen regelen maar dat zal toch wel de uitdaging blijven: hoe zet je het op en hoe organiseer je de logistiek, zowel aan de kant van de vraag als van het aanbod.”
Kunnen we dit opschalen, zo nodig naar een landelijke schaal? Ja, ik denk dat we dat kunnen
Eric Traa, directeur marktteams bij Rabobank Amsterdam
‘Te veel om in eigen land af te zetten’
Van der Veen: “We blijven altijd landbouwproducten exporteren, we produceren veel te veel om alles in eigen land af te kunnen zetten. Bovendien is de consument hier niet altijd bereid om een goede prijs te betalen. Nu kunnen we de Nederlander kennis laten maken met wat onze boeren en tuinders allemaal produceren. In Engeland, Frankrijk, Duitsland wordt dat altijd heel erg onder de aandacht gebracht, daar zie je de nationale vlag op de verpakking of bij het winkelschap. Dan doen we hier eigenlijk nooit of in ieder geval veel te weinig.” Traa vult aan: “Misschien moeten we ook maar een rood-wit-blauwe vlag ophangen bij de uitdeelpunten.”
Verder dan de coronacrisis
De drie partners benadrukken dat het project niet meer direct gerelateerd is aan de coronacrisis. Het gaat er nu om mensen met een lager inkomen structureel tegen een scherpe prijs verse groente en fruit van eigen bodem aan te bieden zonder dat boer of tuinder daarbij te kort komt. Traa: “Grote groepen mensen die meestal geen idee hebben waar hun voedsel vandaan komt, krijgen nu verse producten uit Nederland. Daar wordt enthousiast op gereageerd, bij de distributiepunten schieten soms de tranen in je ogen. Kijk mama, daar kunnen we toch wat lekkers mee maken, hoor je dan. En ze leren heel snel, ze vragen waar het allemaal vandaan komt, soms ook hoe het geteeld is.”
Waardering
Van der Veen: ‘’Ze krijgen Nederlandse waar en weten dat dat van een Nederlandse agrariër komt. Die gaan ze daar dan ook voor waarderen. Misschien is dat nog wel het belangrijkste pluspunt, zeker voor onze boeren en tuinders.”