WUR adviseert om -als gekozen wordt voor het verplicht duurzaam inkopen - te beginnen bij de verwerkers. Foto: Canva
In dit artikel
Het verplicht stellen van duurzame inkoop om zo het verduurzamen van de landbouw een boost te geven, is niet zo eenvoudig. En het is ook maar de vraag of het effectief is, blijkt uit onderzoek van Wageningen UR.
Demissionair landbouwminister Piet Adema had opdracht gegeven voor het onderzoek, nadat de Tweede Kamer hier via een motie van Derk Boswijk (CDA) om had gevraagd. Zo is gekeken naar een bijmengplicht voor duurzaam geteelde aardappelen van 20%. Op dit moment wordt 11% van de consumptieaardappelen volgens het PlanetProof-keurmerk geteeld. Van de totale aardappelproductie in Nederland gaat het om 4%. Dat betekent dat er een aanzienlijke groei van duurzamere productie zou moeten komen. Nu valt 60% van de tafelaardappelen onder een keurmerk. Met alleen de productie van tafelaardappelen onder een keurmerk wordt het doel niet gehaald. Daarvoor zullen ook andere consumptieaardappeltelers moeten verduurzamen. Omdat er bij fritesaardappelen geen verschil zal zijn in smaak of kwaliteit, zal het betekenen dat de extra duurzame aardappelen gemengd zullen worden met de reguliere stroom. Verwerkers zullen daarbij kiezen voor de makkelijkste en goedkoopste weg: door bedrijven die al dicht bij de streefwaarden zitten te stimuleren om aan de eisen te voldoen, of door deze in het buitenland te kopen als deze makkelijker aan de eisen voldoen.
Hogere voedselprijzen
De WUR-onderzoekers verwachten dat de trend van verduurzaming op termijn zal leiden tot hogere voedselprijzen. Ze zetten daarbij wel een stevige kanttekening: “Tot nu toe laat de prijsvorming in de markt zien dat vooral de boeren de verduurzaming betalen”, aldus de onderzoekers. Het verdienvermogen van boeren die gaan verduurzamen hangt af van de compensatie of vergoeding voor de maatregelen, afkomstig uit de markt of van de overheid. De boer staat daarbij niet heel sterk, met name omdat verwerkers makkelijk alternatieven uit het buitenland kunnen halen, concludeert WUR.
Wanneer er een eis komt dat 20% van de melk duurzaam geproduceerd moet zijn, betekent dit dat het huidige volume van On the way to PlanetProof en Beter Voor-programma nog moet verdubbelen. Ook hier zal worden gewerkt met het bijmengen. Grote vraag is of de extra investeringen die boeren moeten doen om aan de duurzaamheidseisen te gaan voldoen, beloond zullen worden, concludeert WUR. “Veel maatregelen op de melkveebedrijven leiden tot hogere kosten of lagere productie. De gemiddelde kostprijs van rauwe melk zal in Nederland omhooggaan. Bij een verplichtingsniveau wordt de afzet van duurzaam geproduceerde melk vergroot. Door toename van de vraag kan het verdienvermogen van de melkveehouders die al aan de eisen voldoen verbeteren. Maar of melkveehouders voldoende krijgen om gedane investeringen terug te verdienen is de vraag”, schrijven de onderzoekers.
Eisen scherp formuleren
Om het verdienvermogen te verbeteren via het verplicht stellen van duurzame inkoop, adviseert WUR om eerst de verduurzamingsdoelen en eisen scherp te formuleren en daarbij aandacht te hebben voor de borging en controleerbaarheid hiervan. Maatregelen moeten meetbaar zijn. De eisen die worden gesteld in het Nationaal Programma Landelijk Gebied, moeten daarbij ook snel verder uitgewerkt worden tot op bedrijfsniveau. Daarnaast adviseert WUR om snel duidelijkheid te geven over het perspectief van boeren in gevoelige gebieden, zodat ze een goede afweging kunnen maken over hun bedrijfsstrategie. Kostprijsberekeningen moeten dit inzicht bieden.
WUR adviseert om – als gekozen wordt voor het verplicht duurzaam inkopen – te beginnen bij de verwerkers. De onderzoekers adviseren daarbij om kleine stappen te maken in zowel de eisen als de omvang van de verduurzaming. Zo kan rekening worden gehouden met de haalbaarheid en de handelspositie.