Skip to content

Wat corona ons kan leren over een klimaatneutrale voedselketen

Updated on:
Opinie
Sustainable food
Pop-up store van coöperatie Oregional met verse producten van regionale telers en boeren tegenover het Centraal Station in Nijmegen in 2013. De verse producten komen uit de regio Nijmegen, Arnhem en Kleef. - Foto: ANP

Pop-up store van coöperatie Oregional met verse producten van regionale telers en boeren tegenover het Centraal Station in Nijmegen in 2013. De verse producten komen uit de regio Nijmegen, Arnhem en Kleef. - Foto: ANP

De coronacrisis heeft ‘lokaal voedsel’ een impuls gegeven. De korte keten heeft niet per definitie een kleinere uitstoot van broeikasgas. Maar daar zijn wel mogelijkheden voor, aldus Marcel Vijn.

“Ons eten komt van te ver” zegt Barbara Baarsma, hoogleraar economie en directievoorzitter van Rabobank Amsterdam, in het programma Vroege Vogels. “Een korte voedselketen kan ons voedselsysteem robuuster maken. Dat is een ‘blessing in disguise’ in deze vreselijke coronacrisis.”

In een essay dat Baarsma al voor de coronacrisis schreef voor Het Parool, vertelt ze over een ontmoeting met een Braziliaanse boer: “O, kom je uit Amsterdam? Dat is fantastisch, want die stad wordt omringd door het meest gevarieerde agrarische productiegebied ter wereld.” Toen ze zich hier verder in ging verdiepen, ontdekte ze ‘dat een maaltijd in Amsterdam vaak al 30.000 kilometer heeft gereisd voor je er een hap van neemt. Dat schuurt als je je realiseert dat er lokaal veel voedsel wordt geproduceerd. Ook realiseerde ik me toen pas dat ruim een kwart van alle wegtransport in en rond de stad voor voedsel wordt ingezet. Dat geeft toch een andere smaak aan ons eten. Dat moet slimmer kunnen.”

Casestudie Wageningen University & Research

Door Wageningen University & Research werd enkele jaren geleden een casestudie gedaan naar de effecten van korte ketens op enkele aan klimaat gerelateerde indicatoren. Hiervoor werd een regionale voedselketen vergeleken met een keten waarbij geen rekening gehouden werd met de herkomst van de producten.

Als case werd de levering van voedsel aan de Sint Maartenskliniek in Nijmegen genomen. De situatie van vóór 2009, waarbij het voedsel werd geleverd door een landelijke distributeur, werd vergeleken met de huidige situatie waarbij het voedsel door Oregional wordt geleverd. Oregional bestaat uit een coöperatie van biologische en gangbare boeren die een breed assortiment aan verse en houdbare producten leveren. De coöperatie voorziet horeca, zorginstellingen, bedrijfscateraars, winkels en consumenten van regionaal geproduceerd voedsel in de regio Arnhem en Nijmegen.

Regionale voedselketen verbruikt minder fossiele energie

De vraag was of deze regionale voedselketen in voedselvoertuigkilometers, (fossiel) energieverbruik en broeikasgasemissies, beter scoort dan een voedselketen waarbij geen rekening wordt gehouden met de herkomst van producten. De berekeningen lieten zien dat de regionale voedselketen van Oregional circa 30% minder fossiele energie verbruikt ten opzichte van een gangbare (landelijke) voedselketen. Datzelfde geldt voor broeikasgasemissies.

Meer voertuigkilometers

De voertuigkilometers namen daartegenover voor de regionale keten met 30% toe ten opzichte van een landelijke keten. Dat komt doordat de gemiddelde lading van een bestelauto van Oregional 500 kilo bedraagt. Als dit naar 740 kilo gaat, zijn de voertuigkilometers van een regionale keten ten opzichte van een landelijke keten gelijk. Bij een hogere gemiddelde belading dan 740 kilo is het aantal voertuigkilometers in de regionale keten lager dan in de landelijke keten.

Tekst gaat verder onder de tweet

In de vergelijking van praktijkcases van landelijke en regionale voedselketens moet wel in aanmerking worden genomen dat landelijke/mondiale voedselketens relatief grote volumes vervoeren en in hun logistiek al sterk zijn geoptimaliseerd, terwijl de regionale voedselketens qua volume en logistiek nog in de pioniersfase zitten. Zo worden de voertuigkilometers in de regionale voedselketen nu nog afgelegd door bestelbussen op fossiele brandstof. Als deze (deels) worden vervangen door elektrisch vervoer dan worden er nog lagere broeikasgasemissies gerealiseerd, zeker als de stroom wordt opgewekt door zonnepanelen bij de aangesloten agrarische leden.

Naast zelf energie opwekken kan ook CO2 worden vastgelegd in de bodem (organische stof) en door het aanplanten van bomen. Andere maatregelen zijn het beperken van voedselverliezen in de keten en herbruikbare verpakkingsmaterialen gebruiken. Uitdagender wordt het om afnemers tot duurzame keuzes te bewegen en zo bijvoorbeeld de aankoop van vleesvervangers te stimuleren.

Meer balans tussen globaal en regionaal

In een eerder opinie-artikel heb ik het gehad over wat lokaal voedsel kan betekenen in een robuust voedselsysteem. Een robuust voedselsysteem waarin meer balans is tussen globaal en regionaal, draagt bij aan voedselzekerheid voor de lange termijn. Lokale markten zorgen voor grotere voorraad wanneer de globale stromen stokken. De kosten kunnen iets hoger liggen omdat je niet altijd produceert daar waar het het meest economisch efficiënt is, maar dat kan worden gezien als een soort verzekeringspremie. In dit artikel gaat het over de klimaataspecten van een korte voedselketen.

Als we (meer) lokaal eten, dan moet dat ook op een manier die bijdraagt aan minder broeikasgassen en daarmee aan minder opwarming van de aarde. Een robuust voedselsysteem dat tevens klimaatneutraal is, kan met recht een toekomstbestendig voedselsysteem worden genoemd. Ook na de coronacrisis.

Marcel Vijn is onderzoeker Landbouw & Samenleving Wageningen University & Research

Snel delen

Marcel Vijn

Onderzoeker Landbouw & Samenleving Wageningen UR