Lupineteelt. De voorgenomen eiwitstrategie richt zich op eiwitrijke gewassen, vlinderbloemigen als lupine en veldbonen. - Foto: Michel Zoeter
In dit artikel
De vraag naar plantaardig eiwit in Nederland is vele malen groter dan wat er in theorie geproduceerd kan worden. Toch moet de zelfvoorzieningsgraad omhoog en werkt het ministerie van Landbouw aan een plan, de Nederlandse Eiwitstrategie.
Naar aanleiding van Europese ambities om in de gehele EU zoveel mogelijk het eigen eiwit te produceren, werkt Landbouwminister Carola Schouten aan een Eiwitstrategie. Nederland zal afhankelijk blijven van import, realiseert Schouten zich. Maar in eigen land is er wel veel mogelijk, meent de bewindsvrouw. De plannen zijn nog niet definitief, nog dit najaar komt de minister met een uiteindelijke versie.
Strategie
De voorgenomen strategie volgt drie sporen.
- Het eerste richt zich op eiwitrijke gewassen, vlinderbloemigen als lupine en veldbonen. Deze gewassen kunnen verwerkt worden tot veevoer, voornamelijk krachtvoer, of als grondstof voor productie van plantaardige humane voeding gebruikt worden. De ruimte voor dergelijke gewassen is beperkt, de teelt hiervan zou plaats moeten vinden op huidig akkerbouwareaal. Schouten ziet kansen om deze ambitie samen te voegen met andere duurzaamheidsplannen in de akkerbouw en het zetten van stappen richting kringlooplandbouw.
- Ten tweede wil Schouten inzetten op de ontwikkeling van nieuwe eiwitbronnen, zowel voor humane consumptie als voor veevoer. Schouten noemt algen, bacteriën en schimmels maar ook zeewier, eendenkroos, schelpdieren, kweekvlees en insecten. Met de teelt en kweek hiervan zijn volop pilots en onderzoeken gaande. Zo moet bijvoorbeeld nog uitgezocht worden hoe eiwitten gewonnen kunnen worden uit wieren. Ook is er onderzoek naar plantaardige eiwitten als vleesvervangers. Voor dit onderzoek is een budget van € 15 miljoen per jaar.
- Het derde spoor gaat over het meer gebruiken van reststromen, bijvoorbeeld uit de voedingsindustrie. Maar ook groene stromen uit de primaire sector, zoals bietenblad van suikerbietentelers, kan als grondstof voor alternatieve eiwitten dienen, meent schouten. Ook bekende restproducten die al gebruikt worden als veevoer, zoals bierbostel worden genoemd. Voor andere restproducten, als diermail of keukenafval uit de horeca, moet nog ‘ruimte gezocht worden binnen de bestaande regelgeving’. Op de lange termijn gaat het om inventariseren en analyseren van vragen en belemmeringen van ondernemers, zodat er overzicht ontstaat en prioriteiten voor beleid gesteld kunnen worden met het oog op eventuele aanpassing van (meestal Europese) regelgeving.
Markt voor alternatief eiwit
Aan deze plannen hangt een grote maar: Schouten ziet dat voor alle mogelijkheden voor plantaardige en alternatieve eiwitproductie ook een markt moet zijn. Bedrijven in de keten en consumenten moeten die duurzame eiwitproducten ook willen kopen. Hiervoor komen bestaande plannen over het gewenste voedingspatroon van de consument van pas, meent Schouten. Inzicht van de consument in de maatschappelijke kosten van producten moet bijdragen aan bewustzijn van burgers over de inhoud van hun bord.
De Nederlandse Akkerbouw Vakbond is kritisch op de voorgenomen plannen. Zo is er volgens de vakbond onvoldoende aandacht voor de rentabiliteit van de voorgenomen teelten. De productie van soja in Nederland is namelijk duurder dan dezelfde hoeveelheden in bijvoorbeeld Zuid-Amerikaanse landen.